Cato de Jongere - Schilderij van Guillaume Guillon Lethière (1795)
Uncategorized

Cato de Jongere: Een Stoïcijn Zonder Compromis

Cato de Jongere is een naam die je misschien niet veel zegt. Toch was hij één van de meest toonaangevende stoïcijnen uit de oudheid, en iemand die gezien werd als moreel puur, niet corrumpeerbaar, en die alles vanuit zijn principes benaderde. Kortom, hij was een persoon die leefde volgens de stoïcijnse deugden en daarin geen compromis sloot.

Maar Cato was niet iemand die in een ivoren toren leefde. Het zou immers makkelijk zijn om volgens strikte morele principes te leven als je niet in de wereld staat en geen zaken onderneemt. Waar Cato tegenwoordig vooral nog bekend om staat is zijn verzet tegen de opkomst en het machtsmisbruik van Julius Caesar.

Het is geen overdrijving om te zeggen dat Caesar en Cato aartsvijanden waren; de één had een enorme politieke ambitie, grootzucht en een drang naar macht; de ander belichaamde de stoïcijnse deugden, sloot geen compromissen, en was bereid om tot het einde hiervoor te vechten. Dat beiden heren op ramkoers kwamen te liggen was dan ook geen verassing.

Sterker nog zelfs: Caesar stond er om bekend dat hij al zijn vijanden kon vergeven, met uitzondering van één naam. Cato zou hij nooit kunnen vergeven, en hij schreef zelfs een betoog genaamd Anti-Cato om zijn vijandigheid aan te geven (helaas verloren).

Wellicht is Cato tegenwoordig minder bekend omdat hij zelf niks publiceerde of opschreef (in tegenstelling to Caesar die erg goed in zelfpromotie was). Toch vormde hij door de eeuwen heen het stoïcijnse ideaalbeeld – hij leefde simpel, volgde zijn morele kompas, vocht tegen corruptie en voor vrijheid, en had hierin geen angst of ontzag. De strijd tegen Caesar koste hem uiteindelijk het leven, maar Cato koos hier bewust voor. Zelfmoord was voor hem een betere optie dan te leven onder Caesars dictatorschap.

(Geen interesse in de biografie? Scroll naar beneden voor de lessen die we uit Cato’s leven en filosofie kunnen trekken.)

Het Leven van Cato de Jongere

Cato werd geboren rond 95 v. Chr. Zijn beide ouders stierven toen hij nog jong was, en hij werd opgevoed door zijn directe familieleden. Toen Cato eenmaal een volwassen leeftijd bereikt had ontving hij de erfenis van zijn ouders, waarschijnlijk een bedrag dat meer dan voldoende was voor een plezierig leven. Maar dit was niet het pad dat Cato koos.

In plaats van te kiezen voor gemak en plezier koos hij ervoor om filosofie te gaan studeren, specifiek de praktische stoïcijnse filosofie. Hij sloot zich af en begon zichzelf bloot te stellen aan een simpele manier van leven: hij at simpel, dronk de goedkoopste wijn (zelfs de meest pure stoïcijn had iets wat hij koesterde!), trainde om ongemakken te doorstaan, en trok zichzelf voor een lange periode terug vanuit de samenleving. De enkele keren dat hij wel in het publiek of op het forum kwam, begon hij een reputatie op te bouwen als een bekwaamd spreker.

Bronzen beeld van Cato de Jongere.
Beeld van Cato de Jongere

Misschien vraag je je op dit moment af: ‘Waarom heet hij Cato de Jongere? Wie is Oudere dan?’ Cato de Oude was de overgrootvader van Cato de Jongere, en stond bekend als een enorm koppige, wilskrachtige en sobere senator. In de senaat was hij de persoon die constant waarschuwde voor de bedreiging van Carthago en het Carthaagse Rijk. Elke toespraak, ongeacht het onderwerp, eindigde hij met de woorden Carthago delenda est (Carthago moet vernietigd worden!). De appel viel blijkbaar niet ver van de boom.

Militaire & politieke carrière

Terug naar Cato de Jongere: rond 72 v. Chr. bood hij zichzelf aan als vrijwilliger in de strijd tegen de opstand van Spartacus. En een aantal jaar later werd hij gekozen om een legioen te leiden in Macedonië. Zijn leiderschap van dit legioen liet exact zijn hoe Cato in het leven stond. Hij was streng en gedisciplineerd, maar eerlijk – eigenschappen die zijn soldaten blijkbaar waardeerden. Hiernaast verdroeg hij ook dezelfde omstandigheden als anderen: hij sliep niet in comfort, maar tussen zijn manschappen. Hij leidde vanaf het front, en deelde in al het werk dat zijn legioen moest doen. Geen ivoren toren dus, maar dezelfde moeilijkheden doorstaan als de gemiddelde soldaat.

Toen Cato eenmaal terug naar Rome keerde na zijn militaire carrière, rond 65 v. Chr., werd hij aangesteld als quaestor, een soort publieke vertegenwoordiger die de Romeinse schatkist in de gaten hield. Tegelijkertijd gaf deze rol hem ook een positie in de senaat.

Ook hier volgde Cato zijn morele kompas en deed hij wat juist was. Hij was niet omkoopbaar of corrumpeerbaar, en vervolgde consistent mensen die misbruik hadden gemaakt van publiekelijk geld. In deze groep zaten ook een aantal van zijn voorgangers: quaestors die het niet zo nauw namen met moraliteit en het afblijven van de schatkist. Bovendien miste hij nooit een sessie van de senaat – wat toen, net zoals nu, een bijzonder feit is.

Het triumviraat

Het is aannemelijk dat Cato en Caesar al vanaf deze periode een animositeit voor elkaar ontwikkelden in de senaat, ze waren immers als water en vuur. Eén ding is zeker en dat is dat de strijd tussen Julius Caesar en Cato pas echt begon in de tijden van het triumviraat. Dit was een soort monopolistische constructie waarin Caesar, Pompeius, en Crassus (drie enorm machtige figuren in Rome in die tijd) gezamenlijk de senaat, de legioenen, en de belastingpachters beheersten.

Het Triumviraat: Pompeius, Crassus & Julius Caesar
Het Triumviraat: Pompeius, Crassus & Julius Caesar (Afbeelding: Mary Harrsch)

Cato probeerde elke stap om deze politieke monopolie in stand te houden, tegen te gaan. Zo was er een moment waar hij een zogenaamde filibuster opzette waarin hij de hele dag bleef spreken in de senaat tegen een onderwerp. Met deze filibuster zorgde hij ervoor dat de senaat niet kon stemmen en er dus (tijdelijk) een kleine overwinning tegen het triumviraat geboekt was.

Een ander kritiek moment speelde zich ook af in de senaat. Caesar probeerde een wet aan te nemen die een voordeel zou hebben voor het triumviraat. Zoals gewoonlijk was Cato hierop tegen en begon hij te speechen om dit te stoppen. Waarschijnlijk had Caesar er op dit moment echt genoeg van en liet hij Cato uit de senaat slepen zodat hij geen tegengeluid meer kon brengen. Dit was natuurlijk een ongehoorde stap, en bracht ook veel woede van de andere aanwezigen. Eén senator verklaarde hierop dat hij liever in gevangenis met Cato zou willen zitten, dan in de senaat met Caesar.

Het was duidelijk voor het triumviraat dat als ze meer macht zouden willen vergaren dat o.a. Cato weg uit de senaat zou moeten (de andere grote tegenstander van het triumviraat was Cicero). Daarom werd een opdracht voor hem bedacht en werd hij als het ware “weggepromoveerd” om als speciale gezant Cyprus te annexeren. Dit deed hij succesvol en zonder enige vorm van corruptie (normaal gesproken werden de gezanten zelf erg rijk van dit soort opdrachten), maar gedurende deze periode kon hij niet de strijd met het triumviraat voortzetten.

De strijd met Caesar

Een aantal jaar later, rond 49 v. Chr., had the triumviraat zijn langste tijd gehad – Caesar had het meest geprofiteerd van deze constructie en was nog steeds bezig om meer politieke en militaire macht te vergaren. Om dit in te perken diende Cato succesvol een motie in om de zogenaamde consulstatus van Caesar te stoppen. Consuls moesten normaal gesproken steeds opnieuw verkozen worden, en Caesars consulschap was al verlopen. Bovendien gaf het hem juridische immuniteit waardoor hij ongestoord te werk kon gaan.

Hierop probeerde Caesar nog te onderhandelen: minder legioenen onder zijn beheer, minder provincies onder zijn directe controle. Voor sommige van de Romeinse elite, zoals Pompeius, was dit voldoende. Maar Cato zou Cato niet zijn als hij niet zou vasthouden aan zijn principes en compromisloos de wereld zou benaderen.

Uiteindelijk liet Caesar dit twee keuzes: 1) de motie en de consequenties accepteren, met een onvermijdelijk onderzoek naar zijn handelen en machtsmisbruik. Of 2) de senaat de oorlog verklaren. Caesars keuze was duidelijk en hij passeerde de Rubicon met een legioen, iets wat gelijk stond aan een oorlogsverklaring. (Dit was ook het moment waarop hij de beroemde uitspraak alea iacta est maakte – ‘de teerling is geworpen’.)

Cato en de burgeroorlog

Caesar bleek echter populairder dan de senaat origineel had aangenomen. In zijn mars richting Rome liepen verschillende Romeinse steden naar hem over, en begon de senaat steeds meer te vrezen voor de positie van Rome zelf. Uiteindelijk koos de senaat, en Pompeius, ervoor om naar Griekenland te gaan om vanuit daar hun krachten te bundelen en de strijd met Caesar te beginnen.

Cato werd naar Sicilië gestuurd om daar de voedselvoorraad veilig te stellen. Dit was echter van korte duur – al snel stuurde Caesar vier legioenen om het eiland te veroveren, en Cato was niet in staat om met zijn beperkte manschappen het te verdedigen. Hierop vertrok hij ook naar Griekenland om zich bij de rest van Caesars oppositie aan te sluiten.

In de burgeroorlog volgden verschillende veldslagen. Allereerst bij Dyrrhachium, wat een overwinning was voor de senaat en Pompeius. Maar bij een tweede gevecht, bij Pharsalus, vierde Caesars leger de overwinning. Dit was het kritieke kantelpunt van de burgeroorlog en markeert het moment dat Caesar de oorlog leek te gaan winnen.

Overigens was Cato zelf was niet aanwezig bij de veldslag omdat Pompeius hem de leiding had gegeven in Dyrrhachium. Ondanks de keiharde gevolgen van deze nederlaag, was dit niet het einde van de strijd voor Cato – dit zou immers niet binnen zijn karakter passen. Samen met de andere overblijfselen van de oppositie vertrok hij naar Utica, in het hedendaagse Tunesië, om daar de strijd verder voort te zetten.

Zelfmoord

In de anderhalf jaar dat volgde op deze veldslag consolideerde Caesar zijn macht binnen het Romeinse Rijk. Centraal hierin stond zijn overwinning in Egypte met Cleopatra. Nu bleef er nog één punt van de oppositie over: in Utica bij Cato en zijn bondgenoten.

De strijd die volgde zou de op één na laatste veldslag van de Romeinse burgeroorlog zijn en speelde zich af bij Thapsus, niet ver van Utica. Ook deze veldslag won Caesar opnieuw. Cato zelf was niet aanwezig bij Thapsus aangezien hij was achtergebleven in Utica. Maar één ding was wel zeker: hij wou niet verder leven in een wereld waarin Caesar dictator was. Hierop besloot hij zelfmoord te plegen.

Volgens de Romeinse historicus Plutarchus deed Cato dit door zichzelf te steken in de buik met een zwaard. Deze steek was niet dodelijk en door de commotie en lawaai die dit veroorzaakte vonden zijn bedienden en vrienden hem. Een dokter was ook ter plaatse en hechtte en verbond zijn wonden. Vervolgens wachtte Cato totdat iedereen weer vertrokken was, en begon hij met zijn handen de hechtingen te verwijderen. Deze tweede poging was wel succesvol en op deze manier bracht Cato volgens de legende een einde aan zijn leven.

Cato de Jongere - Schilderij van Guillaume Guillon Lethière (1795)
De zelfmoord van Cato – Schilderij van Guillaume Guillon Lethière (1795)

Voor Caesar was Cato de enige persoon die hij nooit kon vergeven, maar voor de geschiedenis is Cato nog altijd een ideaalbeeld voor een stoïcijn. Moreel puur, niet omkoopbaar of corrumpeerbaar, bereid om tot het laatste moment te strijden voor de dingen waar hij in geloofde.

Hoewel de dood van Cato een eind maakte aan de rivaliteit met Caesar, heeft dit verhaal nog wel een staartje. Brutus, één van de samenzweerders tegen Caesar (van: Et tu, Brute?), was een neef van Cato. Zo kwam er uiteindelijk toch nog een stukje revanche tussen de aartsrivalen.

Wat kunnen we leren van Cato’s leven?

Volg je morele kompas

Veel politici in de tijd van Cato – en, laten we eerlijk zijn, ook in onze tijd – gebruiken hun ambitie voor eigen doeleinden. Een nog betere functie, meer macht, geld en invloed zijn de veelvoorkomende beweegredenen. Maar voor Cato was dit anders. Hoewel hij een succesvolle politieke carrière had, was dit altijd gericht op wat goed was voor de Romeinse Republiek. Het algemene goed dus, niet het persoonlijke goed.

Voor een stoïcijn is dit van belang – mensen zijn sociale wezens en wat er dus met de samenleving gebeurt, heeft een direct impact op onszelf. Marcus Aurelius verwoordt het als volgt: “Wat niet goed is voor de zwerm, is ook niet goed voor de bij.” Alles wat dus een negatieve invloed heeft op de mensen of de samenleving om ons heen, raakt ons ook en moedigt ons aan om daar iets tegen te doen.

Ons morele kompas en de handelingen die daar uit voort komen moeten dan ook gericht zijn op wat anderen helpt. In Cato’s geval betekende dit dat hij tegen corruptie streed, dezelfde ongemakken deelde als zijn soldaten (hoewel dat niet nodig was gezien zijn status en achtergrond), en natuurlijk tegen machtsmisbruik en tirannie vocht.

Maar voor ons, wat houdt dit in? Dat als het om het morele gaat, over het goed en kwaad dat we in de wereld zien, we moeten doen wat juist is. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen, en voor de samenleving als geheel.

Iedereen heeft een stem in zijn achterhoofd die aangeeft wat juist is en hoe we zouden moeten handelen. Soms geven we hier gehoor aan, en soms niet. Misschien wel de belangrijkste les uit Cato’s leven is dat we meer moeten luisteren naar ons morele kompas en naar de principes die we van belang vinden.

Geef geen gehoor aan angst

Eén van de redenen dat veel mensen moeite hebben om moreel de juiste dingen te doen is angst. Angst om alleen te staan als niemand je ondersteunt, of angst voor vergelding voor het uitdragen van je mening.

En natuurlijk is het volgen van je principes of morele standpunten niet gemakkelijk. Er zullen altijd momenten zijn waarop deze angst naar boven komt. Momenten die we liever willen ontvluchten, of waarin we ons liever stil en afzijdig zouden willen houden.

Maar wat Cato liet zien is dat dit soort momenten juist van belang zijn. Als je angst ervaart om op te spreken of tegen iemand in te gaan, dan betekent dit dat deze momenten belangrijk zijn, en dat jouw stem wellicht verandering kan brengen. Voor Cato waren dit de momenten dat hij bleef spreken in de senaat tegen Caesar, ook al werd hij afgevoerd; de momenten waarop hij zich bleef verzetten ook al leek de overwinning van Caesar steeds duidelijker.

Er wordt gezegd dat kwaad zegeviert wanneer mensen zich stil houden of niks doen. En hoewel je op het eerste gezicht kunt zeggen dat Cato de strijd verloor, is dit niet geheel waar. Door tegen zijn angsten in te gaan, en voor de juiste dingen te vechten, kwam de overwinning Caesar duur te staan. Hoe moeilijk het dan ook is, het is van belang dat we geen gehoor geven aan de angst en doen wat we weten dat juist is.

Sluit geen compromis

Het moge duidelijk zijn dat Cato een enorm hoge standaard had als het ging om juist handelen en eerlijkheid. En niet alleen hield hij zichzelf aan deze standaard, hij verwachtte het ook van degenen om hem heen. Als bevelvoerder van een legioen vroeg in zijn carrière toonde hij dit al: zeer gedisciplineerd en strikt, maar rechtvaardig.

Deze compromisloosheid is aan de ene kant totaal niet praktisch, zeker niet vanuit een Nederlands polderperspectief. Aan de andere kant laat het leven van Cato zien dat goed en kwaad niet echt een middenweg kent. Machtsmisbruik, corruptie, en zelfverrijking zijn ‘kwaad’ ongeacht wat de exacte context is. En ook voor minder erge zaken is het vaak zeer duidelijk wat de scheidslijn is tussen iets goeds en iets kwaads.

Cato belichaamde deze compromisloosheid in een samenleving waarin deze hoge normen vrijwel uniek waren. Het zorgde ervoor dat hij een soort baken van hoop werd: als Cato tegen iets was, dan kon je er van uit gaan dat hij het aan het juiste (morele) eind had. Als Cato sprak, dan luisterden anderen. Toen Cato uit de senaat getrokken werd, kozen de andere senatoren ervoor om hem te volgen in plaats van Caesars gedrag goed te keuren.

Kortom, zijn hoge morele normen waarin geen compromis gesloten kon worden zorgden ervoor dat hij de natuurlijke tegenstander van corruptie en machtsmisbruik werd. Niet iedereen kon misschien aan dezelfde normen voldoen, maar ze konden wel luisteren naar Cato en zich bij hem voegen om het kwaad te bestrijden.

Erfenis

Door de eeuwen heen werd Cato geprezen als een ideaalbeeld voor de stoïcijn, of voor een persoon in opstand tegen tirannie. Zijn haast onmogelijk hoge morele normen werden een bron van inspiratie. Zijn carrière als militaire bevelvoerder en politicus laat zien dat ambitie en macht prima te combineren zijn met het doen van de juiste dingen. Er zijn dus ook veel zaken die we kunnen leren vanuit Cato’s leven en de praktische uitvoering van het stoïcisme.

Het is duidelijk dat het ideaalbeeld van Cato als opstandige vrijheidsvechter in tijden van onderdrukking en tirannie steeds weer naar boven is gekomen. In de Franse revolutie was de dood van Cato bijvoorbeeld een populair thema (en leverde het verschillende beelden en schilderijen op), en George Washington liet een toneelstuk over Cato opvoeren tijdens zijn overwintering met de revolutionaire troepen in Volley Forge.

Het is jammer dat Cato zelf nooit zijn ideeën over het stoïcisme of over zijn leven opschreef. Maar het is aannemelijk dat hij in zijn eigen tijd onderwerp was van verschillende teksten en uiteenzettingen (Cicero’s Cato, en Caesars Anti-Cato bijvoorbeeld). Maar eigenlijk de enige volledige bron die nog overgebleven is uit de Romeinse tijd is de profielschets van Plutarchus. Een aantal jaar geleden is er ook een goede Engelstalige biografie geschreven over Cato door Rob Goodman en Jimmy Soni. Maar voor de rest blijft Cato een wellicht wat onderbelichte stoïcijn uit de oudheid, in ieder geval in literaire werken.


Reacties (0)

Geef een Reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met (*)